MIND OVER MATTER
“Ik weet zéker dat ze me voor de gek houden.”
Ik denk de laatste tijd vaak aan Remy Bonjasky.
Niet zozeer aan hem als persoon, want ik ken hem helemaal niet.
Ook niet aan hem als kickbokser, want kickboksen, dat zal allemaal wel.
Nee, ik denk aan die keer, toen met die hamburger.
“Het móet een hamburger zijn die gefabriceerd is uit maden, of weet ik veel wat allemaal.”
Die eetproef
Het was 2014 en Remy deed mee aan Expeditie Robinson. Fit, in shape, prima conditie. Grote, sterke kerel die voor hete vuren had gestaan. Over het fysieke aspect maakte hij zich dan ook niet zoveel zorgen.
Alleen- die eetproef.
“Het smaakt als een hamburger. Maar er móet iets fout zijn.”
Larven
Oh, wat zag hij daar tegenop. Die eetproef. Die beruchte eetproef. Een tafel vol afgedekte bordjes en kommetjes en onder de deksels krioelende larven, glibberige oogjes en overmaatse exotische insecten waarbij je instructies krijgt als: “Zorg wel dat je meteen zijn kop eraf bijt hoor, anders steekt hij je in je keel.”
“Ik neem nog een hap, ik probeer mijn best te doen, maar ik moet kokhalzen.”
Vijand
Dan is Remy aan de beurt. Als laatste. Om hem heen wordt gegrapt dat hij, met zijn donkere huid, zo wit wegtrekt. Ze naaien hem op.
Voor hem staat dat gevreesde bord. Terwijl ik naar hem zit te kijken, veilig thuis van achter mijn computer, kan ik gewoon voelen hoe zijn zenuwen door zijn strot gieren. Eigenlijk maakt het niet uit wat ze hem voorschotelen. Hij heeft het al tot zijn vijand gebombardeerd.
En dan… Die hamburger.
“Ik denk; dit is een mindfuck.”
Schilfers boomschors
Alle aanwezigen, die staan te watertanden bij het zien van een hamburger, een echte hamburger, die al weken leven op schilfers boomschors, groene bananen en irritatie, al die aanwezigen, die zojuist dus wél die larven en vissenoogjes hebben weggewerkt, voor het team, de dood of de gladiolen, die aanwezigen, die op dat moment waarschijnlijk met liefde een jaar zouden zitten voor die hamburger, kijken toe.
Kwijlen
Ze kijken toe en zien hoe Remy’s hersenen hem gek maken. Hoe hij zichzelf vertelt dat hij het ranzigste van het ranzigste in zijn handen houdt, en dat hij dit nu moet gaan opeten.
Ze zien hoe Remy een hap neemt. Vaststelt dat het echt, ja écht, een hamburger is.
Zijn tegenstander, aan de andere kant van de tafel, eet het voedsel met smaak op. Om hen heen wordt letterlijk bijna gekwijld.
“Op een gegeven moment denk ik; ‘fuck it’.”
Niet mals
En dan moeten alle aanwezigen lijdzaam toezien hoe Remy de hamburger van zich afwerpt. En hoe zijn team daarmee de eetproef verliest.
De reacties zijn, in tegenstelling tot de hamburger, niet mals.
“En iedereen zegt; ‘wat doe je nou, wat doe je nou’. Het was een échte hamburger. Ja.”
Shut up, brain
Ik heb het fragment al eerder gezien. Martijn gebruikt het bij zijn mental power seminar. Het is een van de meest sprekende voorbeelden die ik ken over hoe je jezelf he-le-maal gek kan maken, met dat brein van je.
Piekeren en malen
Ik denk aan de keren dat ik in bed lag, ’s nachts, piekerend en malend, de verkeerde kant op fantaserend.
Ik denk aan de keren dat ik iets spannends moest doen, iets moeilijks, iets uitdagends. En daarbij steevast de verkeerde kant op fantaseerde. De kant van hoe het mis zou gaan, hoe het zou mislukken, hoe het tegen zou vallen, hoe hard ik door de mand zou vallen en ontmaskerd zou worden. Weggejaagd.
Aan de nachten dat ik wakker lag over hoe ik het financieel allemaal rond moest breien, met een scheiding, twee kinderen en een eigen bedrijf.
Deurwaarder
Terugkijkend op die periode kan ik concluderen dat het aantal keren dat er een deurwaarder op de stoep stond in schril contrast staat met het aantal keren dat ik báng was dat er een deurwaarder op de stoep zou staan.
Keren daadwerkelijk een deurwaarder: 0
Keren angst voor deurwaarder: 834.986 (maar ik kan er een keertje naast zitten).
Kortom:
Mijn brein deed nooit een: het wordt mega succesvol!
Maar altijd een: stel dat het misgaat?!
En creëerde dus zelf zijn eigen mindfuck.
Hoogst interessant.
Arnica en happy thoughts
Een tijd geleden kreeg ik, tijdens Fightclub, een wat onfortuinlijk geplaatste trap in mijn lies.
Een clubje spieren in die regio werd wat stijf.
Handje arnica erop. Zwikkie happy thoughts. Niet zo bijzonder allemaal.
Tót ik de volgende dag mijn hele been niet meer kon gebruiken. Het haperde niet gewoon, het weigerde domweg dienst.
Zeerover
Buiten het feit dat ik extreem veel pijn had, moest ik om vooruit te komen mijn been half zijwaarts vanuit mijn heupgewricht voor me uitzwaaien, als een melodramatische zeerover met een houten poot en een gebrek-aan-aandacht-complex.
Empathische voorbijgangers keken me aan met zo’n door rouw ingegeven gekanteld hoofd. Tijdens de chit-chat-schoolplein-smalltalk praatten ze me, liefdevol hoor, dat wel, bijna het gips in.
Heel veel mensen
Niemand zei: stel dat het meevalt en dat het over een dag of twee over is!
Maar veel mensen zeiden: Oef! Stel dat het gescheurd is! Dan ben je Heul Ver Van Huis!
En ook toen dacht ik weer: interessant! Want dat de verkeerde-kant-op-fantaseren, dat doe ik dus niet alleen, dat doen dus heel veel mensen.
Ondertussen, in Haarlem Noord…
De auto in en uit deed ik jammerend.
De trap op en af deed ik zachtjes huilend.
Mijn kinderen voorlezen, naast ze op bed, deed ik tandenknarsend.
Wat ik niet deed, was trainen.
Rust
De fysio kon niet goed inschatten waarom mijn been het niet meer deed: vanwege de pijn of vanwege een beschadiging. Dus wat kreeg ik voorgeschreven: een dieet van paracetamol en ibuprofen. En rust. Vooral veel rust.
*sarcasme AAN* Want daar ben ik zo goed in, in rust. *sarcasme UIT*
Gletsjer
Wat mijn been miste aan activiteit werd vervolgens ruimschoots gecompenseerd door mijn hoofd.
Mijn hoofd ging namelijk blijmoedig aan de slag met overtuigingen als:
- Ik kan nu niet trainen. Dat betekent dat ik niet meer voldoende tijd heb om alle technieken door te nemen. Dat betekent dat ik hollend achteruitga.
- Dat betekent dus ook dat mijn conditie achteruitgaat en dat je, als je heel stil bent, kunt horen hoe mijn spieren uit elkaar vallen en wegsmelten als een gletsjer in een warm badje.
- Dat betekent dan weer dat ik straks niks meer kan. Gewoon, helemaal niks meer.
Mijn hoofd deed nog wel meer dingen (er was bijvoorbeeld ook een scenario waarin mijn moeder me moest komen ophalen, er was iets met een hulphond), maar uiteindelijk kwam het allemaal op hetzelfde neer.
Waarom fantaseerde ik deze kant op? Waarom zag ik mezelf wel huilend en verslagen, maar niet als overwinnaar, nog los van die extra streep?
Interessant!
Teleurstelling
Misschien doe ik dit om de mogelijke teleurstelling alvast in te bouwen, zodat die minder hard aankomt?
Maar wat ik daarmee alleen maar bereik is dat ik ruimte maak voor die teleurstelling, waarmee ik die dus feitelijk zelf creëer en ik daarna, als die teleurstelling zich natuurlijk aandient, alleen maar bevestigd word in wat ik tóch al dacht.
Dus:
Wat nou als ik eens geen ruimte zou maken?
Wat nou als…
Als Remy met die hamburger in een restaurant had gezeten, als zijn hersenen hem hadden verteld dat hij een ‘f*cking lucky bastard’ was met die hamburger van hem, dan was het allemaal heel anders afgelopen.
Dus wat nou als ik anders over mezelf ga denken, dus als een overwinnaar, in plaats van een motorisch gemankeerd schaap met een conditie-issues?
Wat nou als ik denk, en voel: het komt goed. Ook dit wordt iets om op terug te kijken. This too shall pass, it may pass like a kidneystone, but it will pass.
Want ja, als ik de ene kant op kan denken, dan kan ik in theorie dus ook de andere kant op.
Wat dan?
Guillotine
Dan heb ik in elk geval een veel fijnere week met veel minder stress. Dan heb ik geen slapeloze nachten. Dan heb ik niet de mokerslagen van de zelfbedachte teleurstelling, die niet eens bestaat.
Dan denk ik aan hoe geweldig gaaf ik krav maga vind, en het leven en alles wat daarbij hoort.
Dus dan ga ik blij in de richting van herstel, in plaats van angstig en bevend.
Hamburger
Ik ben blij met wat er met mijn been gebeurde. Want het maakte zoveel zichtbaar. Voelbaar. Tastbaar.
Dan ga ik nu even de juiste kant op fantaseren. En vanavond eet ik hamburgers.